Het silhouet van Amerongen wordt al eeuwen bepaald door twee bakens: de toren van de Andrieskerk en de windmolen. Toen de kerk rond 1500 de toren kreeg zoals we hem nu kennen, verkocht Wouter van Natewisch het ‘gemael van de windt en de rosmoelen’. Zo’n vijftien jaar geleden werd molen ‘Maallust’ gered van de afbraak en gerestaureerd. Deze beltmolen is niet alleen de enige in zijn soort in de provincie Utrecht, maar met het herstel heeft Amerongen ook zijn historische dorpssilhouet terug.
De voor Amerongen zo kenmerkende aanblik met kerk en windmolen zien we vaak op afbeeldingen van de laatste 500 jaar, bijna als symbolen voor het geestelijk en stoffelijke voedsel. Stond er al eerder een molen? Dat zou kunnen, kijkend naar molens in de omgeving. De oudste molens van Wijk bij Duurstede en Rhenen zijn gedateerd op midden 14e eeuw. In Doorn stond er al in de 12e eeuw een windmolen vóór het huis van de Domproosdij. Diezelfde proosdij bezat eind 12e eeuw een boerderij in Amerongen, een zogenaamd vroonhof. Driekwart van de grond was in die tijd in handen van de Domproosdij, ook percelen bij de molen. Deze boerderij, gelegen op wat nu de Hof is, moest iedere twee maanden etenswaar aan de Domproosdij leveren, waaronder 120 mud meel en 90 mud rogge. Dit kon alleen als er een molen was om de grondstoffen te malen.
In de 15e eeuw kon er na een lange periode van onrust en oorlog weer worden gebouwd in Amerongen, dat grotendeels was platgebrand. De Sint Andrieskerk werd uitgebouwd en kreeg de toren, zoals we die nu kennen, en daarnaast een kapel voor de belangrijkste familie van dat moment, de familie van Zuylen van Natewisch. Wouter van Natewisch en zijn echtgenote Walburch verkochten rond 1500 het gemael van de windt en de rosmoelen, gelegen aan de gemene Molenstege, aan Kees Verburg. Dat zou kunnen betekenen dat de windmolen er al eerder stond. Het was een standerdmolen, waarvan de bovenbouw op een standerd staat; een rechtopstaande stam.
Molendwang
Als gevolg van het ‘heerlijk recht van molendwang’ waren inwoners verplicht hun graan op de lokale molen te laten malen. Daarnaast werd de wind boven Amerongen gezien als persoonlijk bezit van de heer van de heerlijkheid. Molenaars moesten daarom tol betalen voor de wind, die de molenwieken aandrijft. Dat de molendwang werd gehandhaafd, blijkt uit het feit dat een Amerongse bakker werd vervolgd door de drost, omdat hij twee zakken koren buiten de heerlijkheid had laten malen. De bakker werd in het vonnis met klem gemaand zijn koren voortaan in Amerongen te laten malen. Hij mocht zijn verbeurdverklaarde zakken meel meenemen, maar wel tegen betaling.
Een ‘merriepeerd’ voor de rosmolen
De rosmolen werd lange tijd in één adem met de windmolen genoemd. Een rosmolen werd, zoals al blijkt uit de naam, meestal door een paard aangedreven. Uit de akten is bekend dat minstens één molenaar een merriepeerd heeft gekocht. Aangezien merries wat rustiger zijn dan hengsten, zijn zij meer geschikt voor het sjokken in de molen. De rosmolens verloren in de jaren die volgden aan belang. De rosmolen van Amerongen werd in het rampjaar 1672 nog één keer genoemd in een akte en na het vertrek van de Franse legers wordt een schade aan molen en rosmolen gemeld. Toen de molen een paar jaar later met woning en land voor 3000 gulden werd verkocht aan Godert Adriaan van Reede, was er niet langer sprake van een rosmolen.
Er was die eeuw meer leed rond de molen. De pest heerste meerdere malen in Amerongen en molenaar Lambert Jansz kwam hieraan te overlijden.
Een nieuwe stenen molen
In 1830 werd de standerdmolen afgebroken en er verrees een stenen molen op een belt, die de naam Maallust kreeg. Een belt is een kunstmatige verhoging waarop de molen staat, zodat deze meer wind vangt. Tegelijkertijd kon men met paard en wagen door de belt rijden en graan en meel laden en lossen.
De windmolen in verval
Aan het eind van de 19e eeuw naderde de economische levensduur van de windmolen zijn einde. Moderne vormen van aandrijving dienden zich aan, in 1890 eerst stoom en later in 1952 elektromotoren. In 1938 werd de molen onttakeld. De kap met de wieken verdween uit het dorpsbeeld, en in 1948 ook de belt. De handel in granen en veevoer bleef nog bestaan, in 1950 werden daarvoor door graanhandel Van Ree nog twee silo’s gebouwd. In de jaren tachtig is het bedrijf gesloten en de silo’s werden gesloopt. Na bijna een half millennium – of misschien nog wel langer als we de tijd van de vroonhof erbij rekenen – was de lokale graanproductieketen ten einde. Van de voedselvoorziening vanaf het verbouwen van granen op de nabijgelegen akkers, tot en met het malen in de plaatselijke molen en het verhandelen van meel in Amerongen. De nieuwe tijd had wat dat betreft een wond geslagen.
Een tweede leven voor Maallust
Begin deze eeuw leek de molen voorgoed uit het dorpsbeeld te verdwijnen. Hij was vervallen en moest eigenlijk wijken voor nieuwbouwwoningen. Dankzij de Stichting De Amerongse Molen, die de molen in 2006 verwierf met als doel een maalvaardige molen, werd dit voorkomen. In 2007 is de molenromp enkele tientallen meters verplaatst waarna de molen werd gerestaureerd en gereconstrueerd.
Amerongen heeft sindsdien weer een functionerende molen, die dankzij vrijwilligers elke zaterdag draait en maalt, en waar weer producten uit de regio te koop zijn. Daarmee heeft de provincie Utrecht een unieke beltkorenmolen, en heeft Amerongen zijn historische dorpssilhouet met kerktoren én windmolen terug.
Bronnen